Hoe het begon (1972)

Het verhaal van de Keiemse Kazen start in 1972 als vader Walter beslist om het landbouwbedrijf van zijn ouders over te nemen. Dat was toen een typisch Vlaams boerenbedrijf met enkele koeien, varkens en kippen. Ook mama Magda, die in die tijd nog werkte als thuisverpleegster, zal later op de kar springen.

Walter was een ecologist avant la lettre.

In een tijd waarin biolandbouw zo goed als onbestaande was, overwegen ze toch om hun hart te volgen. Ze informeren bij de weinige collega’s die België toen rijk was en besluiten in 1977 dat noch de tijd noch de consument klaar is voor de biolandbouw. Er komt een traditionele maar moderne melkveestal met 45 koeien. De varkenshouderij wordt afgebouwd.

Toch blijft de droom om ooit de stap te wagen naar de biolandbouw bestaan. Walter en Magda blijven de ontwikkelingen op de voet volgen en in 1986 is het dan eindelijk zo ver. ’t Dischhof zal voortaan gerund worden volgens de Demeterprinicipes, een internationaal kwaliteitskeurmerk voor biodynamische landbouw en voeding.
Maar… overschakelen kost geld, veel geld. Immers, je hebt minder opbrengst en de intensiteit van de arbeid ligt hoger. Om het inkomensverlies te compenseren, proberen Walter en Magda zoveel mogelijk melk zelf te verwerken en als biozuivel op de markt te brengen.

Het eerste kaasje dat het levenslicht zag op ’t Dischhof was de Keiemse Witten.

De Keiemse Witten heeft het pad geëffend voor de vele kazen die we vandaag op de markt brengen. Maar met zijn typische poldersmaak is hij nog steeds een gewaardeerd lid van de familie.

De Keiemse Witten heeft het pad geëffend voor de vele kazen die we vandaag op de markt brengen. Maar met zijn typische poldersmaak is hij nog steeds een gewaardeerd lid van de familie.

Dit bericht delen?